De Turnhoutse Schaakkring bestaat al sedert 1928, viert binnenkort het 65-jarig bestaan en mag de titel Koninklijk dragen. Tweemaal per week verzamelen de schakers in een deftig etablissement op de Grote Markt. Heren van stand, versie jaren negentig, die er geen moeite mee hebben te relativeren. Tot het edele spel zelf ter sprake komt. "Als ik in een partij aan de winnende hand ben en men komt vertellen dat mijn huis in brand staat, speel ik voort," zegt ondervoorzitter Jef. "Een schaakpartij verliezen is erger."
"Er zijn periodes in mijn leven geweest dat ik vier à zes uren schaakte per dag," zegt Frans, ex-konsul in Kisangani. "Het thuisfront ziet dat niet zitten natuurlijk!". "Gelukkig zijn de meeste schaakspelers vrijgezel," gaat leraar-sekretaris Yves verder, "over dat aspect alleen al zijn dikke boeken verschenen." Eddy, informaticus én vrijgezel : "Je ziet zelfs vaak dat ze stoppen met schaken als ze beginnen vrijen."
"Van onze gehuwde leden zijn er intussen al drie gescheiden," merkt de ondervoorzitter droogjes op. Wie raakt door schaken gepassioneerd? Saaie pieten? "Je moet een onderscheid maken tussen professionelen en amateurs zoals wij," zegt voorzitter-leraar René Vandenhout, "ik geloof niet dat wij saaie pieten zijn. We maken toch ook heel wat plezier." Asociale egocentristen dan?
"Ik denk dat het clichébeeld in zoverre wél klopt dat schaakspelers in 't algemeen geweldige individualisten zijn," zegt Frans. "Ik schaak al zeer lang en ik heb dat altijd en overal ondervonden. De grootste motivering van een schaakspeler is zelfaffirmatie. Aan jezelf bewijzen dat je iets kunt. Elke speler individueel hecht enorm veel belang aan zijn eigen prestaties op het bord. Met de resultaten van de club is hij veel minder begaan. Het gaat hem om zijn eigen schaakkunst en hoe dat gewaardeerd wordt. Als schaker vergeet je dan ook alles. Je bent volledig geconcentreerd op die partij. Zo'n vier uur vliegen voor ons voorbij: vier uren hoogspanning, 100.000 volt."
"Leeg ben je na een partij, kapot gewoon," voegt de voorzitter eraan toe. Een spel? Misschien, maar dan een heel serieus spel: verliezen is een ramp.
Frans: "Je kan verlies nooit afwentelen op de tegenspeler, op toeval of op wat dan ook. Je bent altijd zelf de oorzaak en niets anders."
"Als je verliest," zegt Yves, "ben jij de domste van de twee. Zo simpel is het."
"En toch vinden ze spelen tegen computers maar niks. Ik wil winnen van een persoon, niet van een machine," zegt Eddy.
En Yves: "Van een computer leer je niets. Met een tegenspeler kan je de partij achteraf analyseren en het verloop ervan bespreken. Maar velen zijn bang van een tegenstrever. We maken het zelfs mee dat nieuwe kandidaat clubleden gewoon wegblijven nadat ze een keer hebben verloren. Tegen pa of broer, in de familie wonnen ze altijd, ze komen bij ons, ze verliezen en ze komen niet meer terug. En wij gaan natuurlijk niet iemand zomaar laten winnen om een nieuw lid te kunnen inschrijven. Anderen haken af in de club wanneer ze merken dat ze geen vooruitgang meer maken."
Frans: "Voelen dat je steeds beter wordt, is voor velen essentieel. Als ze geen vorderingen meer maken, en dat moment komt voor iedereen, houdt de passie op en stoppen sommigen helemaal met schaken."
“En zo verliezen we soms heel goede spelers," vult Yves aan. "Het zijn niet de slechte spelers die eerst verdwijnen, maar de goeie! " Schaken is spel, sport en alleszins een passie.
"Een beetje wetenschap toch ook," zegt de voorzitter-leraar wiskunde, "hoewel je echt geen wiskundige hoeft te zijn. Een aparte gave moet je wel hebben en een goed geheugen. Maar intellectueel zijn, een hoge scholing hebben of een hoge intelligentie hoeft allemaal niet. Wij ontmoeten allerhande mensen, uit alle geledingen. Ik heb nog tegen een beenhouwer gespeeld, een jongen zonder enige scholing, maar een zeer goed schaker."
Individualisten in het spel, maar verenigd in een club. Alleen om makkelijk tegenstrevers te vinden? Of speelt het sociale contact ook mee?
Frans: "Ik kom minder om het schaken zelf dan vroeger. Schaken is nog wel belangrijk, maar het is mij meer en meer om de gezelligheid te doen, mensen ontmoeten die ik graag heb, het pintje, ja."
De voorzitter: "Ik heb het altijd in de eerste plaats voor de gezelligheid gedaan. Het schaken zelf staat bij mij pas op de tweede plaats."
Voor Eddy hangt het van het seizoen en het moment af : "Als er een competitiepartij op het programma staat, moet er niemand aan mijn kop zeuren tot die partij achter de rug is. Dan ben ik, ook vooraf, volop bezig met die ene partij. En afhankelijk van mijn stemming achteraf, gewonnen of verloren, blijf ik korter of langer hangen na de partij."
Yves: "Als ik een serieuze partij moet gaan spelen, gaat dat boven alles. Maar op andere momenten gebeurt het dat we praten over van alles en nog wat en dat we helemaal niet aan schaken toekomen."
"In de winter tijdens het clubkampioenschap primeert bij mij het schaken zelf, zonder twijfel," zegt Jef, "daarna krijg je een dood seizoen en dan draait het meer om de gezelligheid in de club."
Een fabeltje de wereld uithelpen: schakers, ogenschijnlijk kalm en bedaard, maken ook wel eens ruzie en ja, koningen en paarden durven wel eens in het rond vliegen.
"In onze club mogen we daarover niet klagen," zegt Frans, "maar in het wereldje komt het vaak voor: mensen die met slaande deuren weglopen. Dat gaat dan meestal over het spel of over de organisatie van toernooien. Soms weigert men te spelen tegen een lager geklasseerde tegenstrever. Soms is het de oude garde die niet geïnteresseerd is om jongere gasten op te leiden of kansen te geven. Hun ego gaat boven het welzijn van de club."
"Ik heb ooit schaakstukken naar mijn hoofd gekregen," herinnert Yves zich. "Mijn tegenstrever stond royaal gewonnen. Hij maakte een blunder en ik won toch. De stukken vlogen rond mijn oren. Ik heb toen klacht ingediend. De man heeft zich verontschuldigd en daar is het bij gebleven."
"Pesterijen komen geregeld voor," bekent Jef, "vooral door verliezers. In een hopeloos verloren positie zitten en dan zo langzaam mogelijk beginnen spelen, de partij zo lang mogelijk, onnodig, rekken. Uit pure pesterij en vijandigheid. Zo van: oké, ik verlies, maar jij zult nièt vroeg gaan slapen!"
Frans lacht: "Jij doet dat zelf ook wel eens, Jef. Je hebt het tegen mij ooit gedaan."
"Maar ik drijf het niet tot het uiterste," lacht Jef terug.
- overgenomen uit WEEKEND KNACK - 16 juni 1993 (Foto) -